Geschiedenis

Geschiedenis afbeeldingOntstaan

Anderhalve eeuw geleden was Heer een zelfstandige gemeente van zo'n vijftienhonderd zielen, gelegen onder de rook van het naburige Maastricht. Dit nijvere dorp had een overwegend agrarisch karakter. Zijn inwoners leefden van het bewerken van hun akkers en de opbrengst van hun grond. Het was een tijd van zware lichamelijke arbeid van de vroege ochtend tot de late avond om een redelijk belegde boterham op tafel te zetten. De kerkelijke feestdagen, de kermissen en het musiceren in de plaatselijke harmonie boden de Heerdenaren een welkome gelegenheid uit de dagelijkse sleur te breken.

1857

In de zomer van 1857 achtte een groepje notabele ingezetenen de tijd rijp om naast de harmonie een mannenkoor op te richten. Zij waren van mening, dat als Heer kan toeten en blazen, Heer dan ook kan zingen. Zij beseften echter dat de medewerking van de parochieherder van Sint Betrus' Banden een eerste vereiste was. Immers in die dagen nam de Kerk, zeker in de Limburgse samenleving, op maatschappelijk en cultureel vlak een dominante plaats in. Wilde men een vereniging van de grond tillen, dan was de hulp van de parochiegeestelijkheid onontbeerlijk. En zo kon het gebeuren, dat op een mistige, druilerige novemberavond in dat gedenkwaardige jaar, keurig in het pak gestoken heren zwaar de klopper op de deur van de pastorie lieten vallen. Zij legden hun plannen voor aan pastoor Hoelen. Deze reageerde zeer enthousiast, en beloofde alle steun en medewerking.

Op 22 november aanschouwde Sint Caecilia het levenslicht. In de stichtingsstatuten stond het doel als volgt omschreven: "het opluisteren van de kerkelijke hoogtij- en feestdagen, en daarnaast het beoefenen van de profane muziek". In onderstaand lofdicht staan de peetvaders van Sint Caecilia vermeld.

Lofdicht

Klonk blij het hiep hiep hoera lang leve Sint Caecilia
Mathijs Heuts was de enthousiaste dirigent
Pastoor Hoelen en Kapelaan Haeren ware blijde
Hub Rompelberg, P. Essers, Heggen en van der Wijde,
P. Frijns, C. Konings, N. Rompelberg waren present

"Zingen voor God is dubbel bidden" zei Luyten
Nick Frusch: "Daar kunnen we allemaal niet buiten".
Spontaan werd burgemeester H. Coninx president
Nic Dassen, C. Crutzen en H. Schevers dankten hartelijk de milde gevers
D. Leessens, secretaris-ontvanger was content.

Groeistuipen

Zoals iedere jonge vereniging, kende ook St. Caecilia van die specifieke moeilijkheden, die men doorgaans met het woord 'groeistuipen' pleegt aan te duiden. Wellicht lag de oorzaak in die beginjaren aan financiële zorgen en aan veelvuldige dirigentenwisselingen. Het bestuur had echter het geluk doorgaans uitstekende musici als directeur aan te trekken. Voor een luttel honorarium togen zij naar Heer om de Zaank te leren zingen. Deze lessen begonnen van lieverlee hun vruchten af te werpen, zodat Sint Caecilia in de Limburgse zangers wereld een goede reputatie genoot. Men ging op concours naar Wittem, Simpelveld en Schimmert. Dat was in die tijd een hele onderneming, want er waren geen bussen, fietsen of auto's. De zangers lieten zich hierdoor geenszins uit het veld slaan en gingen te voet, met kar en geleend paard, de boterhammen in een papieren zak en de koffie in de fles. Het koor zong zich iedere keer weer in de prijzen en in de late avonduren keerden de Caecilianen uitgeprijsd in Heer terug. Vanaf die tijd dateert het wijze gezegde van de Heerder boeren: "Es ut kaaf neet welt zoepe, daan doech ut mer beij de Zaank".

Met de benoeming van Henri Heydendael sr. uit Gulpen tot dirigent in 1887, ving een periode van grote bloei aan. Deze beminnelijke en vakkundige musicus wist het koor door zijn joviale optreden zeer aan zich te binden. Bij de moeder van de directeur, "Mam" en haar dochters, die een café annex repetitielokaal exploiteerden aan de Dorpsstraat no. 88, vonden de zangers een gastvrij onthaal. Een slepende oogziekte noodzaakte Henri sr. de dirigeerstok aan zijn zoon over te dragen. Henri jr., eigenlijk nog een kwajongen en amper de korte broek ontgroeid, werd op veertienjarige leeftijd tot directeur benoemd. Ondanks zijn jeugdige leeftijd bleek hij uit het goede dirigentenhout te zijn gesneden. Onder zijn leiding wist het koor talrijke successen te behalen. Men trok over de landsgrenzen, gaf concerten te Brussel, Luik en Oostende. Nieuwe missen werden ingestudeerd en de kerkdiensten werden feestelijk opgeluisterd. Dat Sint Caecilia ook op het terrein van de profane muziek haar mannetje stond, bewijst de kast met medailles en bekers, die wordt gekoesterd als een kostbare herinnering aan de goede oude tijd.

Predikaat 'Koninklijk'

Afbeedling predikaat koninklijk 2Bij het eeuwfeest in 1957 ontving het koor het predikaat "Koninklijk" als bekroning voor de jarenlange trouwe inzet t.b.v. de ingezetenen van Heer. De toenmalige commissaris der Koningin in Limburg, Frans Houben, kwam persoonlijk de oorkonde naar Heer brengen.

Koor wordt gemengd
In 1964 schreef de Zaank een nieuw hoofdstuk in zijn geschiedenis. In dat jaar werd dit traditionele bolwerk van mannenzang bestormd en ingenomen door een stel zanglustige dames. Dat was in het begin wel even wennen voor de heren. Aanvankelijk mochten zij dan ook alleen maar meezingen. Het duurde tot 1971 alvorens zij als volwaardig lid werden aangenomen en stemrecht verkregen.

Uitvoeringen
Dank zij een rij voortreffelijke dirigenten heeft het Koninklijk Sint Caeciliakoor zijn goede naam weten te behouden en zelfs uit te bouwen. De KRO-radio was een graag geziene gast in Heer en verzorgde herhaalde malen vanuit de St. Petrus' Bandenkerk de eucharistievieringen.

Bekende solisten kwamen naar Heer om de opera- en operetteconcerten luister bij te zetten. Daarnaast bleef en blijft er aandacht voor het opluisteren van eucharistievieringen en voor de uitvoering van de kerkmuziek bij uitstek, het Gregoriaans. Heden ten dage wordt deze kerkmuziek op vrijwillige basis door een groepje zangers en zangeressen beoefend onder de naam Schola Cantorum. 
In 2022 vierde de Zaank zijn 165-jarig bestaan. Weer een nieuwe bladzijde werd toegevoegd aan de rijke historie van Den Awwe Zaank vaan Hier. Moge het er nog vele zijn in hechte verbondenheid met de gemeenschap van Heer.

Bron: Angèle Slijpen